Zoals gezegd strekt de Brabantse schoonmaakwoede zich niet al te overdreven tot het eigen lichaam uit. Brabanders houden ook niet zo van Franse parfum en after-shave, of die zou uit Bourgondië moeten komen. Wat hen wel in verrukking brengt is de geur van vers hooi en pas gemaaid gras.

Brabanders zijn van jongs af aan gewend aan de geur van mest en gier. Sterker nog, ze vinden dat het lekker ruikt en de Brabantse boeren zelf zijn er zo mee "vergroeid" dat ze het niet eens meer ruiken. Mest en gier zijn bovendien symbolen van vruchtbaarheid en van de cyclische uitwisseling tussen mens en natuur.

In dit wereldbeeld is geen ruimte voor taboes op lichaamsfuncties, hetgeen ook in de Brabantse taal weerspiegeld wordt. Er zijn talloze uitdrukkingen die naar deze belangrijke functies verwijzen. "Hij schèt hete peeën" (Hij is tamelijk bang) is er één van. "Daor he'k schait an" (Dat kan me niet schelen) een andere. En "Hij schèt hoger as z'n gat is" (Wat een arrogante kwast) is er nog één.

Zulke uitdrukkingen waren tot voor kort overigens normaal in Brabant en werden ook niet als grof ervaren. Dankzij de oprukkende beschaving zijn ze echter wat meer naar de achtergrond gedrongen. Ze komen alleen nog te voorschijn als de Brabantse gezelligheid echt uitbundige proporties begint aan te nemen en het hart voor op de tong ligt.